Man (M) en vrouw (V) zijn in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Tot de huwelijksgoederengemeenschap behoort de echtelijke woning, die is belast met een hypotheek. In 2011 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden. Partijen zijn het erover eens dat de echtelijke woning zal moeten worden verkocht.
In hun echtscheidingsconvenant komen partijen overeen (1) dat de volledige overwaarde van de woning aan V zal worden toegescheiden, (2) dat de door M aan V te betalen partneralimentatie € 1.915,10 bruto per maand bedraagt, maar (3) dat dit bedrag met ingang van de datum van levering van de woning aan een derde zal worden verlaagd naar € 600 netto per maand. In de echtscheidingsbeschikking staan deze afspraken opgenomen. Kort daarna wordt de woning verkocht en geleverd aan een derde en ontvangt V de volledige netto-overwaarde, zijnde € 60.091,79.
Gratis Checklist
“Efficiënt scheiden”
In goed overleg scheiden en financiële/fiscale kosten besparen?
Ontvang nu gratis de checklist “Efficiënt scheiden”.
Deze checklist bevat onder andere:
- 10 pagina’s vol met informatie
- Compleet stappenplan
- Extra aandachtspunten
De belastinginspecteur merkt de helft van de door V ontvangen overwaarde (€ 30.045) aan als afkoop van alimentatie en legt aan V een navorderingsaanslag IB 2010 op. V is het daar niet mee eens, maar vindt geen gehoor bij de rechtbank. Daarop gaat zij in hoger beroep. Volgens V moet de door haar ontvangen overwaarde worden aangemerkt als een immateriële schadevergoeding en hebben zij en M nooit de bedoeling gehad de alimentatie af te kopen.
Het hof oordeelt dat partijen redelijkerwijs aan het echtscheidingsconvenant de betekenis mochten toekennen dat enerzijds M afstand zou doen van de hem toekomende helft van de overwaarde van de woning ten gunste van V, en – anderzijds – dat V daartegenover genoegen zou nemen met een lagere alimentatie. M en V hebben vervolgens ook uitvoering gegeven aan hetgeen door hen is overeengekomen. Daarmee is er sprake van afkoop van alimentatie. Het hof verklaart het hoger beroep van V ongegrond.
Bron: Gerechtshof Den Haag 17 oktober 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:2941