Uitspraak Gerechtshof: Vrouw injecteert man in zijn slaap met insuline: lotsverbonden verbroken

Man (M) en vrouw (V) zijn in 1990 met elkaar gehuwd. In 2015 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden. De rechtbank heeft de door M aan V te betalen partneralimentatie vastgesteld op € 340 per maand.

Begin 2017 wordt V door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, wegens (1) diefstal van medicijnen (waaronder insuline) van haar werkgever en (2) het opzettelijk en met voorbedachten rade toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan M, door hem in november 2014 in zijn slaap met een grote hoeveelheid insuline te injecteren.

M verzoekt de rechtbank de door hem aan V te betalen partneralimentatie, wegens grievend gedrag van V jegens hem en daarmee het komen te ontbreken van de lotsverbondenheid, op nihil te stellen. De rechtbank wijst het verzoek toe. V gaat in hoger beroep.


Checklist

“Efficiënt scheiden”

checklist scheiden
In goed overleg scheiden en financiële/fiscale kosten besparen?

Ontvang nu gratis de checklist “Efficiënt scheiden”.

Deze checklist bevat onder andere:

  • 10 pagina’s vol met informatie
  • Compleet stappenplan
  • Extra aandachtspunten

Ontvang de checklist


Het hof overweegt als volgt. Vast staat dat V in de nacht van zaterdag 22 op zondag 23 november 2014 (terwijl hij lag te slapen en dus onwetend en weerloos was) M heeft geïnjecteerd met insuline, terwijl M geen insuline nodig had. M is daardoor onwel geworden en V heeft op maandagochtend, toen zij M niet goed wakker kon krijgen, de ambulance gebeld. M heeft vervolgens drie weken in het ziekenhuis gelegen.

Het hof is van oordeel dat deze gedragingen van V zodanig van aard zijn, dat daarmee de lotsverbondenheid tussen partijen is komen te vervallen. Dat V, zoals zij stelt, M slechts wilde versuffen en bovendien een ambulance heeft gebeld, maakt dit naar het oordeel van het hof niet anders. Dit geldt in dezen eveneens voor de fysieke en mentale gesteldheid van V in combinatie met de buitenechtelijke relatie van M, zoals door haar gesteld. In dit kader volgt het hof de bevindingen van de forensisch psycholoog, zoals die uit het strafvonnis blijken. Het hof neemt derhalve aan dat bij V sprake is van een persoonlijkheidsstoornis en dat zij de feiten enerzijds heeft gepleegd ter vergelding van het vreemdgaan van M en de vernederingen die hiermee gepaard gingen, en anderzijds uit een onvermogen om te gaan met gevoelens van tekortschieten, van faalangst en de angst om te verliezen. Niettemin is het hof van oordeel dat een dergelijke aantasting van de lichamelijke integriteit van M tijdens zijn slaap (en daardoor onwetend en weerloos, binnen de intimiteit van een slaapkamer) door V zodanig ernstig is, dat daardoor van M in redelijkheid niet kan worden gevergd dat hij bijdraagt in haar kosten van levensonderhoud.

Dat M pas later aangifte heeft gedaan en nadien nog het bed met haar heeft gedeeld, zoals V heeft tegengeworpen, doet daar niet aan af. Het hof acht het niet onbegrijpelijk dat de gebeurtenissen pas op een later moment bij M zijn doorgedrongen en dat hij – zoals hij heeft aangegeven – aanvankelijk niet kon geloven dat V hem welbewust met insuline had geïnjecteerd en hem aldus had blootgesteld aan een levensbedreigende situatie en/of het oplopen van (blijvend) lichamelijk letsel.

Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 20 juli 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:6321