Man (M) en Vrouw (V) zijn in 1985 met elkaar gehuwd, welk huwelijk in 2010 door echtscheiding is ontbonden. De rechtbank heeft de door M aan V te betalen partneralimentatie vastgesteld. Inmiddels heeft V in X een nieuwe partner gevonden.
M verzoekt de rechtbank te bepalen dat zijn onderhoudsverplichting jegens V met ingang van 1 januari 2016 is geëindigd op grond van artikel 1:160 BW, aangezien V en X met elkaar samenwonen als waren zij gehuwd.
V erkent dat zij en X een affectieve relatie van duurzame aard met elkaar hebben, maar betwist dat zij samenwonen in de zin van artikel 1:160 BW.
Checklist
“Efficiënt scheiden”
In goed overleg scheiden en financiële/fiscale kosten besparen?
Ontvang nu gratis de checklist “Efficiënt scheiden”.
Deze checklist bevat onder andere:
- 10 pagina’s vol met informatie
- Compleet stappenplan
- Extra aandachtspunten
De rechtbank overweegt dat in het algemeen heeft te gelden dat naar mate een relatie langer voortduurt, de wederzijdse betrokkenheid op elkaars leven steeds groter wordt, zodat gesproken kan worden van een groeiende lotsverbondenheid.
V heeft verklaard dat zij sedert 1 juli 2015 drie tot vijf dagen per week bij X verblijft, waarmee volgens de rechtbank afdoende is aangetoond dat er sprake is van samenwoning als bedoeld in artikel 1:160 BW.
Van wederzijdse verzorging en van een gemeenschappelijke huishouding is eveneens voldoende gebleken, nu V heeft verklaard dat zij voor X kookt, dat zij boodschappen doet ten behoeve van het huishouden in de woning van X en dat zij X helpt in zijn bedrijf. Daar komt bij dat M de rouwkaart van zijn vader, op verzoek van V, naar het woonadres van X heeft gestuurd en dat V ter zitting heeft verklaard dat zij zich realiseert dat de huidige situatie, waarbij zij op twee adressen verblijft, niet onbeperkt kan voortduren, doch dat zij thans nog niet in staat is daar een termijn aan te verbinden.
De rechtbank is met M van mening dat V en X met elkaar samenwonen in de zin van artikel 1:160 BW en dat de alimentatieverplichting van M jegens V met ingang van 1 januari 2016 is geëindigd. Dat V, zoals zij ter zitting heeft verklaard, op sinterklaasavond 2015 aan M heeft medegedeeld dat zij niet met X wilde samenwonen omdat zij daar nog niet klaar voor was en zij nog te veel hangt aan haar leven in haar huidige woonplaats, leidt niet tot een ander oordeel.
De rechtbank wijst het verzoek toe.
Rechtbank Gelderland 22 februari 2017, 308432 FZ RK 16-2352 (niet gepubliceerd)