Man (M1) en Man (M2) hebben sinds 2011 een affectieve relatie met elkaar. Draagmoeder V is met behulp van semen van M1 middels zelfinseminatie zwanger geraakt en in 2014 bevallen van dochter (D). M1 heeft D erkend en is sinds 7 oktober 2015 belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag over haar. D woont in het gezin van M1 en M2.
M1 en M2 verzoeken de rechtbank de adoptie van D door M2 uit te spreken, met instandhouding van de familierechtelijke betrekking tussen D en M1.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 1:227 lid 2 BW een verzoek tot (stiefouder)adoptie onder de omstandigheden zoals in casu (adoptant is echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder) slechts worden gedaan indien zij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met elkaar hebben samengeleefd. M1 en M2 kunnen echter niet aantonen dat zij drie jaar op hetzelfde adres stonden ingeschreven. Wel is de rechtbank gebleken dat M1 en M2 al in november 2013 met V spraken over eventueel draagmoederschap en dat het van het begin af aan de bedoeling was dat M2 ook de juridische vader van het kind zou worden. Ook stelt de rechtbank vast dat M1 en M2 D sinds haar geboorte samen opvoeden en verzorgen. Ten slotte is ook uit de op de zitting getoonde foto’s gebleken dat zij langer dan drie jaar een relatie met elkaar hebben.
De rechtbank concludeert dat voldoende is komen vast te staan dat M1 en M2 meer dan drie jaar vóór de indiening van het verzoek tot adoptie een zodanige bestendige relatie met elkaar hadden dat deze situatie gelijk kan worden gesteld aan de vereiste drie jaren samenleving. Hierbij neemt de rechtbank tevens in beschouwing dat – vooral in afstammings- en adoptiezaken – in toenemende mate in de jurisprudentie een tendens is waar te nemen, waarbij de in de wet gestelde termijnen worden losgelaten in het geval die termijnen geen zinnig doel dienen. Nu ook voldaan is aan de overige wettelijke vereisten en het verzoek in het belang van D wordt geacht, is het adoptieverzoek (waarmee V instemt) voor toewijzing vatbaar.
Checklist
“Efficiënt scheiden”
In goed overleg scheiden en financiële/fiscale kosten besparen?
Ontvang nu gratis de checklist “Efficiënt scheiden”.
Deze checklist bevat onder andere:
- 10 pagina’s vol met informatie
- Compleet stappenplan
- Extra aandachtspunten
Met betrekking tot het betoog van M1 en M2 dat hun (relationele) situatie waarbinnen zij hun kind hebben gekregen gelijk moet worden gesteld aan de (relationele) situatie van twee vrouwen waarbinnen een kind wordt geboren, overweegt de rechtbank als volgt. De wetgever heeft bewust onderscheid gemaakt tussen deze beide situaties. Wanneer een kind wordt geboren binnen de relatie van twee vrouwen geldt er geen samenlevings- en verzorgingstermijn, terwijl dat bij twee mannen wel het geval is. In het eerste geval wordt het kind geboren uit een vrouw, die een relatie heeft met een andere vrouw. Niet alleen de geboorte, maar ook de daaraan voorafgaande zwangerschap vindt binnen die relatie plaats.
Als twee mannen een relatie hebben, is er een draagmoeder die buiten die relatie staat en die het kind baart. De zwangerschap en de geboorte vinden dus niet plaats binnen de relatie van de twee mannen. Er is door de wetgever bewust een verschil gemaakt tussen het geboren worden van een kind binnen een relatie (met behulp van een spermadonor) en het geven van semen aan een draagmoeder die zich buiten de relatie bevindt, waarmee de rechtbank overigens niet wil afdoen aan de gevoelens, emoties en blijde verwachting van twee vaders die dankzij een draagmoeder een gezin kunnen stichten. De rechtbank acht echter het door de wetgever gemaakt onderscheid niet zodanig dat kan worden gesteld dat de bepalingen ter zake in strijd zijn met het non-discriminatiebeginsel, verwoord in artikel 14 EVRM.
De rechtbank overweegt ten slotte dat op grond van artikel 1:229 lid 3 BW de familierechtelijke betrekking tussen de geadopteerde en zijn ouder en diens bloedverwanten blijft bestaan, indien de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van die ouder het kind adopteert.
De rechtbank wijst het verzoek toe.
Bron: Rechtbank Amsterdam 26 juni 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:4510