Uitspraak Rechtbank: vaststelling en rangorde alimentatie

Uit het huwelijk tussen man (M) en vrouw (V) zijn twee kinderen geboren: de inmiddels jongmeerderjarige zoon (Z) en de nu nog minderjarige dochter (D). In het kader van hun voorgenomen echtscheiding twisten partijen over de door M aan V te betalen kinder- en partneralimentatie. Eerder al heeft de rechtbank de draagkracht van M (€ 1.046 per maand) en de behoeften van D (€ 350 per maand), Z (€ 1.000 per maand) en V (€ 2.200 per maand) vastgesteld.

De rechtbank overweegt als volgt. M heeft een draagkracht van € 1.046. Van die draagkracht dient hij bij voorrang de bijdrage voor D (€ 350 per maand) te betalen. Dan resteert nog een draagkracht van € 696 per maand, zonder dat met belastingvoordeel is rekening gehouden. Van dat bedrag zal M (aangezien die draagkracht onvoldoende is om in de behoefte van Z en V te voldoen: naar rato van de hoogte van die behoeften) bijdragen aan Z en V dienen te betalen.

Complicerend daarbij is dat de aan V te betalen bijdrage voor M fiscaal aftrekbaar is en die aan Z niet. Nu evenwel Z over de te ontvangen bijdrage geen belasting zal hoeven te betalen, maar V wel over hetgeen zij ontvangt, zal de rechtbank de niet-gebruteerde draagkrachtruimte naar rato van de behoeften van Z en V over hen beiden verdelen, en vervolgens het aldus voor V beschikbare bedrag bruteren. Het belastingvoordeel van M komt zo toe aan V, opdat zij de over de door haar te ontvangen bijdrage te betalen belasting kan voldoen.


Checklist

“Efficiënt scheiden”

checklist scheiden
In goed overleg scheiden en financiële/fiscale kosten besparen?

Ontvang nu gratis de checklist “Efficiënt scheiden”.

Deze checklist bevat onder andere:

  • 10 pagina’s vol met informatie
  • Compleet stappenplan
  • Extra aandachtspunten

Ontvang de checklist


Z en V hebben gezamenlijk een behoefte van (€ 1.000 + € 2.200 =) € 3.200. M heeft € 696 per maand beschikbaar, waarmee hij 21,75% van de behoeften van Z en V kan voldoen. Voor Z is dan € 218 per maand beschikbaar. Met de € 350 per maand voor D draagt M aldus bij in de kosten van de kinderen met een bedrag van € 568 per maand. Hij kan daarnaast – eveneens voor 21,75% – bijdragen in de kosten van levensonderhoud van V, dus met een (netto)bedrag van € 478 per maand. Rekening houdend met voormeld fiscaal voordeel, heeft M dan voor V beschikbaar een brutobedrag van € 807 per maand. De rechtbank stelt de door M te betalen bijdragen aldus vast.

Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 25 juli 2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:4579