Uitspraak Rechtbank: Vervangende toestemming om met minderjarigen te verhuizen

Uit de – inmiddels beëindigde – affectieve relatie tussen man (M) en vrouw (V) zijn twee nu nog minderjarige kinderen geboren, over wie partijen gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij M. Tussen M en V is een co-ouderschapsregeling van kracht, waarbij de kinderen de helft van de week bij ieder van partijen doorbrengen.

V verzoekt de rechtbank (1) de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen en (2) haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen te verhuizen van [A] naar het 100 km verderop gelegen [B].

De rechtbank overweegt als volgt. Hoewel V het recht heeft om een nieuw leven op te bouwen, zal een verhuizing voor de kinderen grote gevolgen hebben voor het contact dat zij nu met M hebben en zal M in de invulling van zijn ouderlijk gezag worden beperkt. Thans is er sprake van een co-ouderschapsregeling en is het hoofdverblijf van de kinderen, onder andere wegens financiële overwegingen, bij M bepaald. Wanneer V vervangende toestemming wordt verleend om met de kinderen naar [B] te verhuizen en M in [A] blijft wonen, zal het contact tussen M en de kinderen worden beperkt.


Checklist

“Efficiënt scheiden”

checklist scheiden
In goed overleg scheiden en financiële/fiscale kosten besparen?

Ontvang nu gratis de checklist “Efficiënt scheiden”.

Deze checklist bevat onder andere:

  • 10 pagina’s vol met informatie
  • Compleet stappenplan
  • Extra aandachtspunten

Ontvang de checklist


Naar het oordeel van de rechtbank is de wens van V om naar [B] te verhuizen een logisch gevolg van haar opleiding tot [medisch specialist] die zij tijdens de relatie van partijen is gestart. Er is in Nederland maar één behandelcentrum voor [medische specialisatie], namelijk [naam] in [B], waar V een schriftelijke toezegging voor een baan van heeft ontvangen. De rechtbank kan V dan ook volgen in haar standpunt dat een verhuizing naar [B] voor haar in de rede ligt.

Vast staat dat beide partijen het liefst de bestaande co-ouderschapsregeling voortzetten. De rechtbank overweegt dat het belang van M zeker meeweegt in de beoordeling van het verzoek, maar concludeert tevens dat M (die zzp’er is) ook in de omgeving van [B] kan werken. Hij is niet gebonden aan de omgeving [A]. M stelt weliswaar dat zijn netwerk zich in de omgeving van [A] bevindt, maar in het verleden is hij ook werkzaam geweest buiten deze regio, terwijl social media het ook mogelijk maken om buiten de omgeving [A] een netwerk op te bouwen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat M, in tegenstelling tot V, niet gebonden is aan een vaste werkplek.

De rechtbank is zich ervan bewust dat een verhuizing voor de kinderen grote gevolgen zal hebben. Tevens betrekt de rechtbank bij de belangenafweging dat de onderlinge communicatie tussen partijen goed verloopt en dat het hen lukt om samen op een goede manier ouders van de kinderen te zijn en beslissingen over hen te nemen in het kader van de opvoeding en verzorging.

Alles tegen elkaar afwegende is de rechtbank van oordeel dat de belangen van V dienen te prevaleren boven die van M. De rechtbank wijst de verzoeken van V dan ook toe.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 20 september 2017, C/02/328072 FA RK 17-1321 (niet gepubliceerd)

Met dank aan advocaat mw. mr. M.H.G. Habets (advocatenkantoor Marjon Habets te Breda) voor het toesturen van deze uitspraak.