Veranderingen Pensioen in eigen beheer

Op 1 juli 2016 kondigde staatssecretaris Wiebes van financiën aan van plan te zijn om pensioen in eigen beheer voor dga’s uit te faseren. Het wetsvoorstel daartoe, de wet Uitfasering Pensioen in eigen beheer (UPEB), had op 1 januari 2017 in moeten gaan. Dat lukte niet, omdat er enkele onvoorziene mazen in de nieuwe wetgeving gedicht moesten worden. Begin 2017 zijn deze mazen gedicht. Op 1 april 2017 gaat de Wet Uitfasering Pensioen in Eigen Beheer alsnog in. Op 1 juli 2017 moeten alle Pensioenen in Eigen Beheer uiterlijk premievrij gemaakt zijn.

Drie mogelijkheden

Een dga met pensioen in eigen beheer (PEB) tot en met 2016, heeft drie mogelijkheden:
1. Het PEB laten doorlopen.
2. Het PEB afkopen.
3. Het PEB omzetten naar een oudedagsverplichting.


Checklist

“Efficiënt scheiden”

checklist scheiden
In goed overleg scheiden en financiële/fiscale kosten besparen?

Ontvang nu gratis de checklist “Efficiënt scheiden”.

Deze checklist bevat onder andere:

  • 10 pagina’s vol met informatie
  • Compleet stappenplan
  • Extra aandachtspunten

Ontvang de checklist


1. PEB door laten lopen

De op 31 december 2016 opgebouwde pensioenaanspraken mogen ‘bevroren’ in eigen beheer blijven staan, eventueel geïndexeerd, voor zover die indexatie is toegezegd. Hierop blijft de bestaande wet- en regelgeving van toepassing en dus ook de problematiek van fiscale en commerciële waardering. De dga mag niets meer bijstorten in het PEB.

2. PEB afkopen

De dga wordt gedurende een periode van drie jaar (2017, 2018 en 2019) de mogelijkheid geboden zijn opgebouwde pensioenaanspraak af te kopen zonder de heffing van revisierente. Om te stimuleren dat het uitfaseren zo snel mogelijk wordt gerealiseerd, wordt de afkoopwaarde vastgesteld op de fiscale waarde op het moment van afkoop en wordt tevens een korting verleend op de fiscale balanswaarde per 31-12-2015. De korting bedraagt
• 34,5% bij afkoop in 2017,
• 25% bij afkoop in 2018 en
• 19,5% bij afkoop in 2019.

Kortom, bij afkoop in 2017 is het uitgangspunt de fiscale waarde op het moment van afkoop. Belastingheffing vindt dan plaats over 65,5% van de waarde per 31-12-2015 en voor 100% over het verschil tussen de fiscale waarde op het moment van afkoop in 2017 en de fiscale balanswaarde op 31-12-2015.

Voor afkoop in 2018 dient te worden afgerekend over 75% van de fiscale balanswaarde op 31-12-2015 en voor 100% over het meerdere.

Voor afkoop in 2019 geldt afrekenen over 80,5% van de fiscale waarde per 31-12-2015 en voor 100% over het meerdere. In alle gevallen is geen revisierente is verschuldigd.

De korting wordt alleen gegeven over de fiscale balanswaarde ultimo 2015 om anticiperend gedrag te voorkomen. Afkoop na 2019 impliceert dat de pensioenaanspraken als zodanig zijn blijven staan, zodat afgerekend dient te worden over de waarde in het economisch verkeer (commerciële waarde) en tevens revisierente is verschuldigd. De afkoopfaciliteit geldt ook voor ingegane pensioenen.

3. Omzetten naar een oudedagsverplichting (ODV)

Sommige BV’s waarin het PEB op de balans staat, beschikken niet daadwerkelijk over de middelen om de afkoopwaarde van dit PEB uit te keren. Afkopen is dan financieel niet haalbaar. In dergelijke gevallen is het mogelijk om de fiscale balanswaarde van het PEB tot 1 januari 2020 om te zetten in een oudedagsverplichting, waarvan het bedrag alleen nog toeneemt door oprenting, tegen het U-rendement. Het geld kan zodoende in de onderneming blijven. Het voordeel van het omzetten naar een ODV is dat er fiscaal geruisloos ‘afgestempeld’ wordt: zonder dat er heffing van vennootschapsbelasting, loonbelasting en revisierente wordt geheven, mag de commerciële waarde van het PEB worden omgezet naar een ODV ter hoogte van de fiscale waarde van dat PEB.

Op elk gewenst moment kan de oudedagsverplichting worden aangewend om extern een verzekerde of bancaire lijfrente te bedingen.

Wil men het geld in de BV houden, dan moet de BV vanaf de AOW-gerechtigde leeftijd van de dga gedurende 20 jaren gelijkmatig uitkeringen verstrekken aan de dga. Voor elk jaar dat de uitkeringen eerder ingaan dan de AOW-gerechtigde leeftijd (maximaal 5 jaar) wordt die periode van 20 jaar met een jaar verlengd. De hoogte van de jaarlijkse uitkering is gelijk aan het quotiënt van de oudedagsverplichting aan het begin van dat jaar en de op dat moment nog resterende uitkeringsjaren (1/20e,1/19e, 1/18e enz.). Uiterlijk twee maanden na het bereiken van de AOW-leeftijd moeten de uitkeringen ingaan.

Ook als het PEB al is ingegaan, is omzetting in een oudedagsverplichting mogelijk. De uitkeringsduur is echter beperkt tot de AOW-leeftijd vermeerderd met 20 jaar. Voor een dga van 70 jaar geldt dan een resterende uitkeringsduur van 15 jaar. Zijn AOW is immers op 65 jaar ingegaan.

In geval de dga is overleden kunnen twee situaties worden onderscheiden. Als de uitkeringen aan de dga al zijn ingegaan, dan gaan de resterende uitkeringen over op de erfgenamen (natuurlijke personen). Zijn de uitkeringen nog niet ingegaan, dan hebben de erfgenamen 12 maanden de tijd om te beslissen of de uitkeringen door de BV zullen plaatsvinden of extern via een verzekerde of bancaire lijfrente.

Ook de oudedagsverplichting kan in een later stadium worden afgekocht. Gebeurt dit in 2018 of in 2019 dan gelden dezelfde regels als bij afkoop PEB, ook die met betrekking tot de korting. Afkoop na 2019 impliceert dat over de volledige oudedagsverplichting loonbelasting en revisierente verschuldigd zijn. Dat geldt eveneens als oneigenlijke handelingen plaatsvinden op de (aanspraken uit de) oudedagsverplichting.

Overige relevante informatie over uitfaseren PEB

Afstempelen en schenking

Het is mogelijk dat pensioen in eigen beheer is opgebouwd, maar dat de dga geen aandelen (meer) heeft. Als vervolgens van de fiscale faciliteiten gebruik wordt gemaakt, impliceert dit een verlaging van de pensioenverplichting en een daaruit voortvloeiende stijging van de waarde van de aandelen, die als bevoordeling van de aandeelhouders (kinderen) wordt beschouwd. Over deze waardevermeerdering is dan schenkbelasting verschuldigd.

Anticiperend gedrag

Als de pensioenopbouw in 2016 meer dan 125% hoger is dan de pensioenopbouw in 2015, wordt ervan uitgegaan dat deze hogere opbouw heeft plaatsgevonden met het oog op de fiscale faciliteiten in het licht van de afschaffing van PEB. Voor dat meerde zijn de fiscale faciliteiten van geruisloos afstempelen en afkopen of omzetten in een oudedagsverplichting niet mogelijk. Dit impliceert dat bij afkoop moet worden afgerekend over de waarde in het economisch verkeer van dit gedeelte en tevens revisierente is verschuldigd. Voor de rest geldt de afkoopkorting wel.

Partner en ex-partner

Fiscaal geruisloze en gefaciliteerde afkoop of omzetting in een oudedagsverplichting kan ook betrekking hebben op pensioenrechten die bij de (ex-)partner horen. In dat geval dient de partner uitdrukkelijk in te stemmen met de gevolgde route. Voor zover sprake is van een voorwaardelijk ouderdomspensioen wordt voorgesteld om hiervoor ook een bepaling in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding op te nemen, zodat voor afkoop of de omzetting in een oudedagsverplichting instemming van de ex-partner is vereist. De adviseur moet daar nu al rekening mee houden en altijd om schriftelijke toestemming van de (ex-)partner vragen.

Informatieverplichting aan de belastingdienst

Teneinde afkoop of omzetting in goede banen te leiden is het van belang dat de belastingdienst inzicht heeft in de exacte bedragen betreffende de pensioenverplichtingen per 31-12-2015 en 31-12-2016 (of later), zowel fiscaal als commercieel. Daarnaast moet de belastingdienst op de hoogte zijn van het feit dat de (ex-)partner heeft ingestemd. Hiertoe wordt een informatieplicht ingesteld.

Gedeeltelijk eigen beheer en gedeeltelijk verzekerd

Voor zover een deel van het PEB extern is verzekerd bij een verzekeringsmaatschappij, is het toegestaan dit verzekerde kapitaal uiterlijk tot 1 januari 2017 terug te halen naar eigen beheer. Vervolgens kan in 2017 t/m 2019 worden gekozen voor gefaciliteerde afkoop of omzetting in een oudedagsverplichting. De korting bij afkoop is echter niet van toepassing, omdat die korting betrekking heeft op de fiscale balanswaarde ultimo 2015.

Een voorbeeld:
Karel is dga en heeft tot en met 2016 pensioen in eigen beheer opgebouwd. Zijn BV heeft niet de middelen om het PEB af te kopen. Hij twijfelt tussen fiscaal geruisloos voortzetten van het PEB of het omzetten naar een oudedagsverplichting (ODV).

Wat is een voordeel van omzetting naar een ODV ten opzichte van premievrij voortzetten van het PEB?
Alle oude regels met betrekking tot Pensioen in eigen beheer blijven gelden, wanneer de dga dit PEB premievrij voortzet. Dat betekent onder meer dat de BV alleen dividend aan de dga mag uitkeren als de financiële toestand van de BV dit toestaat. Dat wil zeggen: als de commerciële verplichtingen op de balans zijn afgedekt. Deze commerciële waarde is meestal dermate hoog, dat dividenduitkeringen niet zijn toegestaan. Zeker niet als de BV nu al geen mogelijkheid ziet om af te kopen.

Bij omzetting naar een ODV speelt dit probleem niet. Dan wordt in één keer een commerciële waarde op de balans in de vorm van PEB omgezet naar de fiscale waarde daarvan in de vorm van een ODV. Als de BV dan winst maakt en wil uitkeren, kan dit in de vorm van dividend, zonder fiscale gevolgen.

Eventuele indexatie-afspraken in het PEB mogen in stand blijven. Voor een ODV geldt dat deze alleen met het U-rendement mag oprenten. Dat is dus geen extra voordeel van het ODV tov het PEB.

Pensioenuitkeringen zijn altijd belast in box 1, ongeacht de vorm waarin deze pensioenaanspraken zijn opgebouwd.